Peter Kok
22 jun 1951 - 28 sep 2009

Peter is eind september 2009 heel plotseling overleden.
Hij kwam niet toen ik op hem wachtte in Havelte, waar we al onze trainingen gaven. Op die plek waar onze vriendschap en de gemeenschappelijke liefde voor het werk volop hadden gebloeid, was ik nu alleen en vreselijk bezorgd. Voor het eerst in al die jaren voelde ik een dodelijke ongerustheid toen hij niet kwam. En dat bleek terecht. Peter was overleden. In zijn eigen huis in Schagen.

Een week later hebben we zijn lichaam naar de begraafplaats in Schoorl gebracht. De plek waar we vijf jaar eerder ook Barbara begraven hadden, Peters grote liefde.

We waren samen met zijn dochter Bodil, met zijn vrienden en familie en met zoveel mensen die hem kenden van zijn werk bij Bambu, of van daarvoor .. van de Seks & God-training of van zijn werk bij Move a Mountain en bij het Centrum voor Tantra.

De verbijstering was enorm.

Het boek waar hij al zo lang over sprak en dat hij in gedachte al verschillende keren herschreven had, is er nooit gekomen. Zoals er veel was dat onafgemaakt en gerafeld achterbleef toen hij de overgang maakte.

Hij was mijn grote vriend en de ‘vader’ van Bambu.

Je kon zo goed bij hem ‘uithangen’ .. in zijn gezelschap was het makkelijk ontspannen. Terwijl hij er ook nooit voor terugschrok om dingen scherp te stellen, om te confronteren en te provoceren. Misschien mis ik dat nog wel het meest, dat ‘uithangen’ .. volgens mij heeft hij zelfs dat woord uitgevonden.

Dankzij zijn eigenzinnigheid, wijze inzichten en zijn enorme vermogen om ‘dichtbij’ en ‘benieuwd’ te leven, kon een helend veld ontstaan.

Ik blijf hem eeuwig dankbaar.

En in mij gaan onze gesprekken voort.

Eline

In de koele ochtend maakte de koning, de meester van de tuin, zoals gewoonlijk een wandeling.
Hij bleef staan bij de bamboe, die jaar op jaar mooier en sierlijker was geworden.

“Ik heb je nodig”, sprak de koning.

De bamboe, die jaren had uitgezien naar de dag waarop hij zijn bestemming zou vinden, antwoordde:

“Meester, ik ben klaar. Gebruik me zoals u wilt.”

“Ik zal je moeten omhakken .. want als ik je niet omhak, dan kan ik je niet gebruiken.”

De tuin werd bladstil. De wind hield de adem in.

“Als u mij niet kunt gebruiken zonder mij om te hakken, doe dan wat u wilt en hak me om.”

“Ik wil ook de takken en de bladeren van je kroon wegnemen .. als ik die niet verwijder, heb ik niets aan je.”

“Meester, ga uw gang.”

“Ik moet je ook in tweeën splijten en je merg en hart verwijderen, anders kan ik je niet gebruiken”

“Meester, hak, ontblader en splijt me dan maar”

Zo nam de meester van de tuin de bamboe en hakte hem om, verwijderde de takken en bladeren, spleet hem overdwars en nam merg en hart eruit. Toen pakte hij de bamboe voorzichtig op en droeg hem naar zijn droge velden. Daar, aan de rand van die velden, was een bron. De meester schoof het ene uiteinde van de gebroken bamboe tot vlakbij de bron en legde hem behoedzaam neer, zodat het andere uiteinde tot in het bevloeiingskanaal van zijn velden reikte.

Het bronwater vond zijn weg; fris en tintelend stroomde het door het kanaal van bamboe’s gespleten lijf naar de wachtende velden. In zijn gebrokenheid en eenvoud werd bamboe een kanaal van overvloed voor de wereld van zijn meester.